Piet Bakker
Verzetsman, ambtenaar, actief binnen de distributiedienst voor valse persoonsbewijzen. Werkte hierbij samen met andere ambtenaren.
Voedseldistributie en distributiedienst voor persoonsbewijzen
Omdat in 1939 de oorlogsdreiging zeer reëel was, besloot men om voor sommige voedselproducten een distributiesysteem op te richten. Ook in Bodegraven werd een distributiedienst opgezet. Om het gemeentepersoneel niet te zwaar te belasten, werd iemand uit de burgerij gevraagd om deze dienst op poten te zetten. Kaashandelaar P.B. (Piet) Bakker, die ook werkzaam was bij de zuivelcontroledienst, kreeg deze taak toegewezen. Het gebouwtje achter het gemeentehuis, beter bekend als ‘De Franse school‘, werd ingericht als kantoor. Na een tijdje proefdraaien vanaf 1939, moest de dienst in 1942 op volle toeren aan de gang. Brood, boter en textiel gingen in augustus op de bon, omdat de Duitse bezetters grote voorraden uit ons land naar Duitsland gingen transporteren. Al snel was er in Nederland niets meer zonder bon te verkrijgen. Iedere week stond een lijst met nummers in de krant, van de bonnen die in de betreffende week geldig waren. Ieder inwoner kreeg een stamkaart, waarmee men de bonnen bij het distributiecentrum kon ophalen. Het kantoor van Bakker moest al snel uitgebreid worden, omdat men ook de bewoners van Nieuwkoop, Zevenhoven en Zwammerdam van stamkaarten en bonnen moest voorzien.
Na de stamkaarten volgde de maatregel dat elke inwoner een persoonsbewijs moest laten maken, zodat men zich bij aanhouding kon legitimeren. Heel doortrapt werden de Joodse inwoners daarbij direct gebrandmerkt, door in hun persoonsbewijs een grote J aan te brengen. Ook stond in dit persoonsbewijs aangetekend of men was vrijgesteld van tewerkstelling in Duitsland. Het maken en uitreiken van deze persoonsbewijzen werd ook door Bakker en de zijnen uitgevoerd, waardoor hun taak steeds groter werd. Voor burgemeester Vonk was dit een mooie gelegenheid om diverse mensen als ’onmisbaar’, te bestempelen en hen in te delen bij deze dienst, zodat die personen niet naar Duitsland gestuurd konden worden.
Jonge mannen die niet naar Duitsland wilden, Joodse inwoners die zich niet wilden melden voor Westerbork en later de spoorwegarbeiders die staakten, moesten allemaal onderduiken. Zij kregen valse persoonsbewijzen en bonkaarten voor hun voedsel. Om al deze mensen te helpen was er de Landelijke Organisatie voor hulp aan Onderduikers (LO), die landelijk en plaatselijk steun verleende aan onderduikers. In Bodegraven werkten een handvol personen waaronder Bakker en enkele ambtenaren hieraan actief mee.
Bron: Cock Karssen