Jan Groenendijk

Politieman Groenendijk en het verzet

In het dorp waren een paar politiemensen, waaronder Jan Groenendijk. Hij was sinds 1938 in Bodegraven gestationeerd. Na het uitbreken van de oorlog voegde hij zich al snel bij de eerste verzetsmensen. Vanaf 1941 hielp hij de Ordedienst met het verzamelen van inlichtingen over de bezetters. Hij had dus vele contacten bij de ondergrondse. 

Toen hij in 1943 van een collega politieman hoorde dat er uit de neergestorte vliegtuigen bij de Noordzijde wapens gehaald waren, was hij extra attent. De mitrailleurs en achthonderd meter aan patronen lagen bij een boer in de schuur. De politie bracht het naar het bureau aan de Prins Hendrikstraat. De collega van Groenendijk was op de hand van de Duitsers en gaf de vondst aan hen door, waarna alles op zolder werd opgeborgen. Groenendijk vergat de buit echter niet en vertelde er over tegen de Boskoopse en Goudse KnokPloeg. Deze groep bedacht een list om de waardevolle mitrailleurs in bezit te krijgen. 

In een interview met Groenendijk in 1965 door ‘De Kroniek’ vertelt hij hoe het gegaan was: “We spraken af dat er een gefingeerd telefoontje uit Gouda zou komen dat de Sicherheitsdienst de wapens zou komen halen. De Boskopers zouden dan met een Duitse auto en in Duitse uniformen de wapens ophalen. Zo gebeurde het ook. Twee dagen later kwam die grote Duitse auto en met veel geschreeuw sprongen de ‘soldaten’ er uit, onder commando van een Feldwebel. Een kleine man in de rang van korporaal stond bevelen te brullen, waar je, als je niet wist dat het camouflage was, misselijk van zou worden. Toen alles was ingeladen, kreeg ik een bewijs van afgifte. Het was een meesterlijk vervalst papier met stempel en hakenkruis van de Weermacht, en de vervalste handtekening van de Ortscommandant uit Gouda. Tot dan was het vlekkeloos verlopen, maar bij het wegrijden reed de auto, vanuit de Koningstraat niet rechts af naar het station, maar recht door. Grote schrik, want in de Verhoeff Rollmanschool bij het Julianaplantsoen zag het zwart van de daar gelegerde Duitsers. Gelukkig liep ook dit goed af.”

Aan het einde van de oorlog, eind april 1945, kreeg Groenendijk nog eens de schrik van zijn leven. Chiel Edelman (Dolf genoemd in het verzet) en Cor Karssen werden door de SS als gevangenen naar de cellen aan de Willem de Zwijgerstraat gebracht. Groenendijk waarschuwde onmiddellijk de ondergrondse en verzocht ze met spoed iets te ondernemen. Karssen werd dezelfde nacht al naar Gouda gebracht met de mededeling dat hij de kogel zou krijgen. De SS had niet in de gaten dat zij met Dolf een heel belangrijke verzetsman gevangen hadden. De Binnenlandse Strijdkrachten BS in Bodegraven wist dat natuurlijk wel, en besloot hem zo snel mogelijk te bevrijden. Groenendijk vertelde daarover in 1965: “Ik genoot het volste vertrouwen van de Duitsers. Ik bezat twee sleutels van de cellen, om de gevangen niet in hun vuil te laten omkomen. De BS had zich in de buurt van de cellen verborgen, in afwachting van het moment dat ik de cel kon openen. Toen Dolf (schuilnaam van Edelman) op een gegeven moment naar het toilet was geweest, gaf Groenendijk hem een seintje. De aanwezige SS-er kreeg argwaan. Groenendijk nam geen enkel risico, maar sloeg hem meteen achterover en wierp hem in de cel van Dolf. Buiten wachtten de BS-mensen, en Dolf ontsnapte via de weilanden naar het huis van kapper Van der Berg in de Noordstraat. Die zorgde verder voor een veilig onder dak.”

Ook Groenendijk werd het nu te heet onder de voeten. Hij dook onder in Boskoop, waar hij de bevrijding afwachtte. Zo was ook deze angstige gebeurtenis weer goed afgelopen.

Bron: Cock Karssen